INDONESIA

Korte selecties uit diverse artikelen en optredens die

betrekking hebben op het huidige Indonesië, het oude

Nederlands-Indië, en zij die daar hun roots hebben liggen.

 


 

IN COLDITZ

In 2020, toen corona de wereld overspoelde, bezochten een filmploeg, Hans Goedkoop en Herman Keppy het beruchte slot in Colditz waar tijdens WO2 geallieerde officieren knijp zaten. Onder die officieren ook (Indische) Nederlanders van het KNIL, waaronder de opa van Hans. Opa Van Langen vormt de rode draad in de tv-serie ‘Indonesia roept’.


Pas drie jaar na het filmen zagen 390.000 kijkers de beelden van Colditz op de Nederlandse televisie. Op de foto rechts zien jullie Hans in de opening van een van de gangen waardoor een aantal KNIL-mannen dacht te ontsnappen – ze werden helaas buiten opgewacht.

 

Linksboven vertel Herman de Duitse conservator: 'Es ist genau wie es war,' als hij de de zaal binnentreedt waar de gevangenen, ook de Hollanders, opvoeringen hielden. Onder zijn Hans en Herman in gesprek in dezelfde zaal, tijdens wat achteraf een bijzonder maar ook genoegelijk uitje was.

Indonesia roept!, 22 september, 2023, NPO 2.

 

 

ORANG HOLLAN

herken je meteen op de Molukken. Wij hebben veel dezelfde kenmerken als de inwoners daar, maar we zijn langer, kleden ons anders, gebruiken andere woorden, bewegen ons sneller voort en fotograferen alles wat los en vast zit.


Andersom dringt in Nederland het besef langzamer door dat orang Ambon en orang Hollan gescheiden wegen zijn ingeslagen. Ja, ik voel me verbonden; ja, het zijn mijn volksgenoten; ja, ik heb er veel familie, maar de tijd staat niet stil, noch in Nederland, noch op de Molukken. Feit is dat we steeds verder uit elkaar groeien. Dat geeft niet, nasib saja, het is ons onontkoombaar lot. […]


Onze familie en volksgenoten in Indonesië – ze wonen overal in de archipel – hebben niet per definitie zo’n sterke band met het KNIL of de KM. Bij Molukkers op Java stond hun eerste generatie tijdens de onafhankelijkheidsstrijd eerder aan Indonesische kant. Molukkers in Indonesië hebben de afgelopen 73 jaar een volledig ander leven geleid, in veel gevallen een leven van dag tot dag. Het bestaan in Nederland is over het algemeen minder kommervol en vol kansen.


Uit column ‘Orang Hollan’ in het Drents Museum Magazine, nr. 1, 2023

 

 

VERGETEN HELDEN 2

In het drieluik Vergeten Helden vertelt presentator Jörgen Tjon de verhalen van heldhaftige strijders uit de voormalige Nederlandse koloniën. Vrijdag 12 mei, dook Jörgen Tjon in het leven van drie verzetsstrijders afkomstig uit Nederlands-Indië. Herman Keppy schetstte de historische context.

 

In deze aflevering, die 600.000 kijkers trok, was er aandacht voor de Indonesiërs Slamet Faiman en Djajeng Pratomo (foto) die besloten om met de Hollanders tegen de nazi’s te strijden. Indische Anda Kerkhoven bleef in het beruchte Scholtenshuis in Groningen haar beulen moreel de baas. Genoemde personen zijn ontleend aan Keppy’s boek ‘Zijn jullie kerels of lafaards?’


Vergeten Helden 2, Nederlands-Indië, vrijdag 12 mei 2023, NPO 2.

 

 

DE VLIEGRAMP BIJ BIAK

Op 16 juli 1957, om 3.32 uur plaatselijke tijd, vertrekt de KLM Super Constellation PH-LKT, genaamd Neutron, van vliegveld Mokmer op Biak voor lijnvlucht KL 844 naar Manilla (en vandaar richting Amsterdam). De lucht is geheel bewolkt maar het zicht is goed: tenminste 8 zeemijlen. Aan boord zijn 9 bemanningsleden en 59 passagiers.


De start verloopt normaal en de ervaren gezagvoerder Rob Roos vraagt om 3.34 uur aan de verkeersleider om de baanverlichting aan te houden. Hij roept om dat de passagiers nog eenmaal de lichtjes van Biak zullen zien. De 'Super Connie' vliegt in een zogenoemde low run terug naar Biak. Maar het toestel verliest zoveel hoogte dat het om 03.36 uur ruim één kilometer uit de kust van Biak neerstort. Het vliegtuig breekt in een enorme vuurzee in stukken.


De grootste ramp die de KLM tot dan toe heeft getroffen, staat in het geheugen gegrift van ieder die toen in Nieuw-Guinea woonde. René 'Baas Vreede' vertelt over deze gebeurtenis die hem persoonlijk raakte.

 

Moesson, oktober 2022

 

 

VINTAGE PHOTOGRAPHY

Soms kan oom Herman het niet laten en verwijlt hij naar zijn oude passie en metiér: fotografie. Hij heeft daarbij de mazzel dat hij bij fotomagazine Focus nog steeds een luisterend oor en goedkeurend oog vind.

De redactie van dat magazine is medeverantwoordelijk voor het Dialogue Vintage Photography Festival op zaterdag 17 september in Amsterdam Zuid-Oost (CEC Meets, Bijlmerdreef 1289). Er is een speciaal tijdschrift bij uitgegeven en daarin mocht hij iets schrijven over 'Nederlands-Indië in zwartwit'.

Dat is vertaald als 'Dutch East Indies in black and white', vanwege de expats en internationale interesse. Op het festival kan men struinen tussen de oude foto's en boeken en luisteren naar interessante verhalen over fotografie, verteld door onder meer Hans Aarsman.

Bijlage bij Focus september 2022

 

 

TWEEDE-GENERATIEPROBLEMATIEK

'Is het leed en verdriet dat mensen overkomt door bijvoorbeeld oorlog overdraagbaar aan de volgende generatie?' Dat vraagt Herman Keppy zich af in de krant van Moesson die begin juli is verschenen. Hij geeft meteen het antwoord: 'Ja.' Daarop volgt het interview met zijn Indische vriend Dave Langenberg.

 

Dave verklaart onder meer in het interview: 'Wat mijn ouders hebben meegemaakt, dat leed, die ellende, dat is aanwijsbaar, maar ook niet aanwijsbaar overgedragen. Het heeft zin om er over te praten met andere mensen die met dezelfde problemen kampen.'


In dezelfde sfeer past het monoloog van Dido Michielsen dat ook in de krant staat. Het werd op 4 mei opgevoerd in Theater Carré. Alle abonnees van Moesson hebben de krant ontvangen bij het juli/augustusnummer. Bovendien is hij uitgedeeld bij de herdenking van het einde van WO2 op 15 augustus bij het Indisch Monument in Den Haag.

 

Bijlage bij Moesson, augustus 2022

 

 

VERGETEN HELDEN 1

Meer dan 400.000 kijkers trok de aflevering Nederlands-Indië uit de miniserie Vergeten Helden die door omroep Max werd uitgezonden op NPO 2 op 3 mei 2022.


Naast Ernst Jansz, Murjani Kusumubroto en Sari Roels, kinderen van de drie verzetsstrijders die werden uitgelicht, kwam ook Herman Keppy als zakenkundige aan het woord.


De uitspraak van hem over gekleurde mensen tijdens de bezetting verraste sommigen: 'De Duitsers hadden heel goed bedacht: we willen Joden, communisten, zigeuners, die gaan we uitmoorden. Maar ze hadden nog niks bedacht voor de mensen uit Indië, of voor Surinamers. Dus die konden in feite overal vrij rondlopen.'
 

NPO 2, 3 mei, 2022

 

 

MOLUKKERS IN MOKUM

De drie zonen van bootsman Manuputty blijken talentvolle voetballers. De jongste, Wim vertelt: 'Mijn ouders waren gescheiden, we woonden bij onze vader. Het huishouden doen, was voor hem een opgave. En dan kwamen mijn broers Guus en Tommy terug van het voetbalveld met hun vieze spullen. Weet je wat ze deden?

 

Ze liepen bij de buurvrouw, – Moe Sofie kwam uit de Jordaan – naar binnen, de deur stond altijd open. Mijn broers gooiden hun voetbalkleding op de hoop wasgoed en de volgende dag konden ze het schoon, droog en gestreken weer ophalen. Daarom hoor je van mij niets over discriminatie, we zijn liefdevol ontvangen.'

 

Uit Het Parool, 12 maart, 2022.

 


MAUS OP ZANDVOORT

Gelukkig, net voor het lawaai in Zandvoort losbarstte, lag Moesson bij de abonnees in de bus. Hierin staat het verhaal van de spraakmakende, Indische coureur die in 1939 al meedeed met de eerste race in de badplaats, op toen nog een stratencircuit.


Nederland gaat niet zo goed om met haar sporthelden van weleer, ze raken licht in de vergetelheid. Indo's zijn nog erger, ze kennen hun eigen sterren van toen niet eens. Daarom is oom Herman er om dat recht te zetten.


Maus Gatsonides haalde voor en na de oorlog regelmatig de kolommen van de dagbladen. Hij deed mee aan vele races, won in 1953 de Rallye van Monte Carlo. En het grappigste van alles, deze autoliefhebber en snelheidsduivel was ook uitvinder. Zijn beroemdste product... De flitspaal!


Het hele verhaal staat in Moesson, september 2021.

 


ADAM DE SCHAARMAN

Als het EK Voetbal bijna begint, diept oom Herman in de Moesson van juni een sensationele, Indische voetballer uit het stof. Law Adam kwam in 1929 uit voor de nationale elf van Zwitserland en het jaar daarop voor Nederland.

 

Ajaxied Piet Keizer werd er vijfendertig jaar later om bekend, maar de eerste die de legendarische schaarbeweging in Nederland (en misschien wel in Europa) introduceerde was Law Adam. Niet alleen liet hij daarmee zijn tegenstanders voor joker staan, het publiek ging ervoor op de banken en sprak er decennia later nog van.


De Haagse Courant verslaat in 1933 de wedstrijd tussen HVV en Quick (6-1): 'De geheele week reeds hadden wij over den wedstrijd aan den Wassenaarschen weg hooren spreken, doch men zeide niet: "Ik ga naar HVV", maar wel zei men: "Ik ga naar Adam kijken."
Wij gelooven niet dat Den Haag ooit een speler heeft bezeten – en Den Haag heeft toch heel wat spelers gehad die het publiek naar zich toehaalden – die zóó heeft "getrokken"
als Law Adam.'

 

Uit Moesson, juni 2021

'HET BEELD IS TE EENZIJDIG'

Het Museum Maluku sloot in 2012 voorgoed de deuren in Utrecht. Om in 2019 plots op te duiken in de Sophiahof in Den Haag. Sinds een jaar is Henry Timisela de nieuwe directeur en conservator Huib Akihary keerde terug van weggeweest. Hoog tijd voor een gesprek met deze 'beroepsmolukkers'.


Wat is de grootste uitdaging?
Henry: 'Dat we het Molukse narratief verbreed krijgen. Binnen de gemeenschap, maar vooral ook daarbuiten.'


Huib: 'Voor mij geldt hetzelfde. Daarbij hoop ik dat we voor het fysieke gedeelte van het geheugen, onze collectie, een goede plek vinden. We hebben hier niet de ruimte. We bezitten ook zo'n honderd meter archief. Dat zou toegankelijk moeten zijn. [...] Met de toegang tot meer bronnen en de verbreding van het perspectief als door Henry geschetst, hopen wij dat het gaat landen dat het beeld dat men in Nederland heeft van de Molukken en de Molukkers te eenzijdig is. Er is nog veel meer.'

 

Uit Indies Tijdschrift 1, 2021

EERSTE MOLUKSE IN ELFSTEDENTOCHT

Mia Tehupeiory (104 jaar) vaart als meisje in 1921 naar Nederland aan boord van de SS Insulinde: 'Op een avond was er een feest. Voor het mooiste costuum werd een prijs uitgeloofd. Ik had een Japansche kimono. En een krans viooltjes in mijn haar en een waaier in mijn hand. Mijn broeder had een clownspak aan. Ook weet ik nog dat ik in de kindereetzaal at. Daar was heel ander eten dan in de gewone eetzaal. Het vleesch was altijd koud.'

 

Op 6 februari 1941, tijdens de oorlog, ze is 24 jaar, neemt zij deel aan de negende Elfstedentocht – en gaat zij met dit verhaal de geschiedenis in als eerste Molukse deelnemer. In 1942 rijdt zij de 'tocht der tochten' op 22 januari weer uit. En op 8 februari 1947 volgt zij opnieuw de kreet 'it giet oan' (het gaat door) en ontvangt voor de derde keer het Elfstedenkruisje, na een van de zwaarste tochten ooit.

 

Uit Moesson, februari 2021

 

 

DAVID VAN REYBROUCK OVER REVOLUSI

Het was een meesterzet om de Gurkha’s op te zoeken, dat heeft nog niemand gedaan. Het beeld uit je boek, van de Gurkha die met die Javaanse boer in gevecht raakt, is onvergetelijk. Het is ook heel pijnlijk dat op dat moment de strijd tussen India en Pakistan woedt, en de gezinnen van de Gurkha’s bedreigd worden. Hoe heeft het zo ver kunnen komen?


‘Ja, twee arme Aziaten die tegenover elkaar komen te staan. Nehru was heel kwaad op de Britten, dat zij veel Nepalezen, Indiërs en mensen uit de Punjab hadden ingeschakeld. Van de vijf- of zesduizend die er zijn vertrokken, waren er nog zo’n dertig in leven en ik heb er een tiental kunnen interviewen. Ik wist dat sommigen van hen nog een pensioen kregen van het Britse leger, maar ik wist ook dat die pensioenlijsten privé waren. Ik had een vermoeden in welke valleien de regimenten gerekruteerd waren, dat had ik nagevraagd.

 

Ik ben naar zo’n vallei gereden, en daar zat nog één pensioenkantoortje, met een jonge militair die dat bestierde. Hij had de lijst, maar zei: die mag ik niet geven. Ik zei: alle begrip, en heb nog even zitten praten. Ik had in het vliegtuig net All the President’s Men gezien, en zei dus, net als de onderzoekers in het Watergate-schandaal: ik snap dat u me de naam van de man niet kunt geven, maar kunt u me dan de naam van het dorp of gehucht geven? Hij zei: je bent echt heel geïnteresseerd hè? Ik: ja, ik ben de laatste onderzoeker die hier passeert, ze gaan nog een paar jaar leven en er zal verder niemand meer langskomen voor hun verhaal. Hij liep naar binnen, en kwam weer naar buiten met een printje: hier, dat zijn de namen.’

 

Uit Indies Tijdschrift, november 2020, samen met Esther Wils

 


BRONBEEK MUSEUMKRANT

Onlangs is besloten dat Museum Bronbeek nog tot en met 2021 dicht blijft. Om niet helemaal uit zicht te blijven, is in augustus toch de Bronbeek Museumkrant uitgekomen. Die wordt onder meer verspreid onder de Vrienden van Bronbeek en de abonnees van het Indies Tijdschrift (maar dan pas in oktober). Daarin het artikel 'Ambonees naast Soekarno', over oom dr. Jo Leimena. Een fragment:

 

Soekarno zal later in een interview de eerste ontmoeting met de rustige Ambonees beschrijven: 'Nooit eerder heb ik zo'n rechtschapen mens ontmoet.' Op de films en foto's van de intocht van Soekarno na de soevereiniteitsoverdracht in 1949 staat Leimena prominent in zijn nabijheid. Niet alleen vanwege zijn vriendschap met de president, ook omdat hij deel heeft uitgemaakt van de commissies die met de Nederlanders hebben onderhandeld over de onafhankelijkheid. Tot 1959 zal oom Jo, zoals hij door velen wordt genoemd, ministerposten vervullen namens zijn partij Parkindo (Partai Kristen Indonesia). Tot en met 1966 blijft hij uit hoofde van de regering betrokken bij de gezondheidszorg in Indonesië.

 

Bronbeek Museumkrant, augustus 2020

 

 

TV-UITZENDING ANDERE TIJDEN

Goede kijkcijfers voor Andere Tijden op woensdag 18 maart op NPO 2. 242.000 mensen zagen de aflevering Oorlogshelden uit de Oost waarin Herman Keppy vertelde over Indische RAF-vlieger Rudy Burgwal.

 

Er waren ook bijdragen te zien van Ernst Jansz, Iwan Faiman en Murjani Kusumobroto, kinderen van de helden van toen. De aflevering is nog te bekijken op internet via Uitzending gemist.

 

Andere Tijden, NPO 2, 18 maart 2020

 

 

DONALD POETIRAY

Het nieuwe Indies Tijdschrift is verschenen. Binnen de redactie schrijft Herman Keppy onder meer over het Molukse. Zijn eerste artikel is getiteld: Donald Poetiray.Een fragment:

 

Wat nu te doen met het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger? Dat telt aan het begin van het jaar van opheffing (1950) globaal 66.000 man, onder wie 15.000 Europeanen. Voor de 51.000 Indonesische KNIL-soldaten, het overgrote deel bestaat trouwens uit Javanen, wordt een programma gestart om hen te demobiliseren of te laten overgaan naar de Indonesische strijdkrachten.

 

Dat gaat niet zonder slag of stoot. De Tjakra’s van kapitein Poetiray twijfelen, en ook veel Molukse militairen. Voormalige KNIL-officieren van Molukse afkomst proberen de laatsten te bewegen om over te gaan naar de Indonesische strijdkrachten. Die officieren, zijn Julius Tahija, Joost Muskita en Harry Sitanala. Zij worden in hun streven gesteund door Donald Poetiray, die de Koninklijke Landmacht inmiddels ook heeft verruild voor het Indonesische leger. Enerzijds omdat hij zich Indonesiër voelt, anderzijds omdat hij zijn medestrijders onder de Tjakra’s en de Molukkers niet in de steek wil laten.

 

Uit Indies Tijdschrift, oktober 2019

 

DE PILLBOXEN VAN AMBON

Het zouden toeristische bezienswaardigheden kunnen zijn, de KNIL-pillboxen op Ambon. Maar de generatie die de oorlog heeft meegemaakt, en er uit eerste hand over kan vertellen, is bijna weg. De bunkertjes die nog resten, liggen her en der vergeten en veronachtzaamd op het eiland.

 

Het past in het beeld van een sterk moderniserend Ambon. De tantes in kain en kabaja zijn vrijwel verdwenen uit de straten van de stad. In de negeri’s worden de laatste ingetogen traditionele huisjes van gaba gaba met atapdak vervangen door fel beschilderde en betegelde woningen. De oude kerken en moskeeën zijn al dan niet uit noodzaak verwisseld voor nieuwe, vaak megalomaan lelijke gebouwen. En net zoals overal ter wereld staren de mensen veel op hun telefoon en naar de televisie. Verhalen van vroeger worden niet meer doorgegeven. Dus waarom je bekommeren om pillboxen? Wat zijn dat eigenlijk?

 

Verschenen in Indisch maandblad Moesson, maart 2019

 

 

DE INDIË MONOLOGEN

Het theaterdebuut van Herman Keppy valt haast niet te overtreffen. In 2018 mocht hij zich aansluiten bij de toernee door het land die de titel De Indië Monologen draagt. En zijn allereerste voorstelling was meteen in De Kleine Komedie in Amsterdam. Uitverkocht, staande ovatie en hij deelde het podium met jeugdheld Willem Nijholt.


Bij elke editie van De Indië Monologen presenteerden zich weer andere (min of meer) prominenten uit de wereld van de media, journalistiek en politiek. Allen met een Indische achtergrond, zoals: Adriaan van Dis, Ernst Jansz, Mei Li Vos, Martin Schwab, Reggie Baay, Ricci Scheldwacht, Wieteke van Dort en Ellen Deckwitz. Vaste muzikale kern van de voorstellingen waren Astrid Seriese en gitarist Erwin van Ligten.


Na Amsterdam maakte Keppy deel uit van het gezelschap in Amstelveen, Zwolle, Nijmegen en Purmerend.
 

KATJONGS IN COLDITZ

Tijdens de oorlog zaten er geallieerde officieren gevangen in Slot Colditz in Duitsland. Daarover is ooit een film gemaakt en een populaire tv-serie. Die doen voorkomen alsof de spectaculaire ontsnappingspogingen vooral een Engelse aangelegenheid waren. In werkelijkheid deden ook Fransen, Polen en Nederlanders mee. De helft van die Nederlandse gevangenen was geboren in Nederlands-Indië.

 

Boven op de poster: het slot Colditz. Onder: jonge cadetten van de Koninklijke Militaire Academie en een stoker van de Koninklijke Marine in gevangenschap in Duitsland op hun slaapzaal. Allen hadden de wieg staan in Nederlands-Indië.

 

Tentoonstelling in Museum Bronbeek, Arnhem, 15 augustus t/m 31 december 2018 (gemaakt door Herman Keppy, Esther Wils en Ido Harmsen)

 

BEZIG MET BOEK

Herman is zijn nieuwe boek aan het schrijven over de strijd tegen de Duitsers in WOII vanuit de Indische en Indonesische gemeenschap in Nederland. In zijn kantoor aan het Lange Voorhout werd hij eind april geïnterviewd door Jan-Hendrik Bakker van weekkrant Den Haag Centraal.

 

Een citaat: 'Dat Soldaat van Oranje, Erik Hazelhoff Roelfzema, en enkele van zijn vrienden een Indische achtergrond hadden. “Daar hoorde je nooit iemand over.” Hetzelfde geldt voor de vele Engelandvaarders die de Noordzee overstaken en zich bij het verzet aansloten. “Onder hen kwam 11 procent, 187 man, oorspronkelijk uit Nederlands Indië. Ik wil daarom hun verhaal vertellen. Hoe die jongens de avond voor hun vertrek nog een keer nasi goreng gingen eten bij een tante in de bomenbuurt. Met die verhalen wil ik het verzet kleur geven, snap je?"'

 

In Den Haag Centraal, donderdag 26 april 2018

 

 

PELITA 70 JAAR

Indische welzijnsinstelling Pelita bestaat 70 jaar en dat werd gevierd met een feestelijke bijeenkomst op woensdag 22 november 2017 in Theater Dilligentia in Den Haag. Herman Keppy nam die middag deel aan een paneldiscussie onder leiding van Hans Goedkoop met auteurs Reggie Baay, Adriaan van Dis en Sylvia Pessireron.

 

 

DE PLU 4EVER

Eind jaren vijftig, begin jaren zestig haalden vechtlustige nozems regelmatig de krant. Een voornamelijk Indische bende maakte Den Haag onveilig: de Plu. Wie waren die jongens, wat dreef hen, en was het slechts kattenkwaad, of erger?

 

In 1958, op 13 mei om precies te zijn, kopt de Leeuwarder Courant op pagina 16: 'Strijd tussen blank en bruin om Haagse blondines'. Het artikel liegt er niet om: 'De strijd bereikte zondagavond een hoogtepunt toen zich bij een cafetaria aan de Goudenregenstraat een bende van ongeveer tachtig jeugdige Indische Nederlanders uit Den Haag en omliggende plaatsen verzameld had, die maar raak sloeg en stak, niet alleen op treiterende Hagenaartjes maar ook op passerende jongelui die met "het conflict" niets te maken hadden.' De cafetaria in de Goudenregenstraat die met Haagse humor De Gouden Parapluie heet, wordt op last van de politie (tijdelijk) gesloten. Zo, de toon is gezet voor jaren onrust.

 

Uit artikel in Moesson, mei 2017


 

BUITENZORGSE BOYS

De mare gaat dat wanneer Buitenzorgse Boys, later Bogorse Boys (BéBé), een thuiswedstrijd speelde huishoudens klaagden dat de krant niet werd bezorgd. Juist gearrriveerde treinpassagiers vonden de gebruikelijke ‘delemans’ niet klaarstaan bij het station. De straten waren sowieso opvallend stil op zo'n wedstrijddag, eind jaren veertig, begin jaren vijftig. Het leek alsof alle werkende mannen vrijaf hadden genomen. Toegegeven, behalve een viertal bioscopen, was er verder weinig vertier in het slaperige plaatsje.


Maar dat de Boys wel wat konden, bewijzen spaarzaam overgebleven krantenberichten uit die tijd. Zo maakt de sportcorrespondent van de Nieuwsgier van 13 november 1952 zich ernstig zorgen om het bondstelftal dat 's lands hoofdstad vertegenwoordigt. Dit 'naar aanleiding van Djakarta's minder goede voetbalresultaten tegen Bogor ('een benauwde 1-0 -zege en een nóg benauwder 4—4-draw'). 'Het is goed mis met de Djakartaanse spelers', meent de verslaggever, al acht hij de tegenstander uit Bogor 'lang zo slecht niet .' Sterker, hij noteert: 'het dappere en vaak vindingrijke spel der berg-dorpelingen wekt vaak de bewondering van het publiek.'

 

Uit artikel in Moesson, februari 2017

 

 

JAN SCHLECHTER DUVALL

Geboren in Indië, dienstplichtig op het verkeerde moment, dus beland aan de Birma-spoorlijn. Het zat Jan Schlechter Duvall niet mee in het leven. In Nederland werd zijn kunsttalent ontdekt, maar hij kon er niet aarden. Emigreerde naar smeltkroes VS, in de oerconservatieve staat Iowa snapte men echter niets van zijn werk. Uiteindelijk keerde hij terug naar zijn geboortegrond waar hij berooid is gestorven.

 

De Tong Tong Fair en het Venduehuis der Notarissen hebben in mei en juni het werk van Schlechter Duvall tentoongesteld. Een aantal werken is verkocht (zodat de kosten van het project inmiddels zijn gedekt). Later in 2016 zijn de werken opnieuw te zien geweest in de toonzaal van De Lachende Javaan in Haarlem. Bij de tentoonstelling hoort een fraai verzorgde catalogus, waarin ook teksten van Schlechter Duvall zijn opgenomen.

 

Project, 2016. Meer informatie: www.uitgeverijwest.com

 

 

LET'S INDOROCK!

Schrijver, journalist en onderzoeker Herman Keppy - met de good looks van zo’n Indorockjongere – hielp ons aan het begin van de middag meteen uit de droom met zijn boeiende voordracht gesteund door grondig research. Die Indorock werd namelijk in heel Nederland gespeeld en zelfs – een pijnlijke boodschap voor Haagse oren – Amsterdam bood daartoe een vruchtbare voedingsbodem. En dan nog, Indo-rock is eigenlijk helemaal niet zo’n uitvinding van de Indische kwajongens. Nee, zij waren gewoon de eersten die rock’n roll speelden in Nederland en dat konden zij doen omdat Indo’s in Nederlands-Indië al kennis hadden gemaakt met deze muziek. Want daar waren de Amerikaanse zenders heel goed te ontvangen. Op de boot tijdens hun gedwongen repatriëring namen ze al die invloeden mee in hun hutkoffer.

 

Verder bestond hun muziek vooral uit jatwerk van Amerikaanse artiesten, soms zelfs in die mate dat de manager van de Everly Brothers naar Nederland reisde om The Blue Diamonds een document te laten ondertekenen waarmee zij af zouden zien van het steeds maar weer kopiëren van de nieuwe liedjes van The Everly Brothers. Volgens Herman Keppy was de muziek van Carl Mann (1942), met zijn versies van Ramona en Mona Lisa, een belangrijke bron waaruit vele Indische artiesten putten.

 

Uit recensie 'Rocken in de Indische salon', tekstenstek.nl, 12 juni 2016

 

 

 

TREURENDE VLIEGENIER

Op donderdagavond 14 april 1932 schrikt Surabaya op door het bericht dat een Dornier D26 vliegboot van de Marine Luchtvaart Dienst brandend voor de kust ligt, richting Grisee. Een 'race-boot' is snel ter plekke en de opvarenden vinden hun collega majoor-konstabel Christiani zwaar verbrand in het water, maar hij leeft nog. Slechts kort echter, want uren later overlijdt hij in de ziekenboeg van vliegveld Morokrembangan.

Majoor-vliegtuigmaker Leder heeft het vliegtuig gevlogen en heeft zich in het duister kennelijk vergist in de afstand tot het water, waardoor het vliegtuig hard is terechtgekomen en in brand gevlogen. Zijn lichaam en dat van korporaal-vliegtuigmaker Pangandaheng worden op zaterdagochtend drijvend in zee gevonden. Het lijk van sergeant vliegtuigmaker Jetten wordt aangetroffen in het wrak van het vliegtuig, als dat uit zee is opgetakeld.

 

Die zaterdag worden alle vier de mannen begraven. Christiani in de ochtend, 's middags de twee andere Hollanders en vervolgens op het aparte, inlandse gedeelte ook 'Menadonees' Pangandaheng.
Anderhalve week later worden de lijken alweer opgegraven en bij elkaar gelegd in één graf waarvoor officier-vlieger J.W.F. Backer een grafmonument heeft ontworpen dat razendsnel wordt vervaardigd door de firma Ai Marmi Italiani. Waarschijnlijk al in mei 1932 wordt het monument opgeleverd.

 

Uit bericht van 5 juli 2015 op de Facebookpagina van De Grote Surabaya Show kreeg meer dan 2000 pageviews en werd 11 keer gedeeld (Foto: Pentalpha).

 


 

ENTRE AMBON ET AMSTERDAM

Dankzij collega Alfred Birney die Herman sommeerde zijn boek in te sturen, is een hoofdstuk uit 'Tussen Ambon en Amsterdam' vertaald in de decemberuitgave (2014)

van Le Banian, het tijdschrift van Indonesiërs in Frankrijk. Het begint zo:


14 décembre 1905
Se tenir pour la première fois sur la glace donne une drôle de sensation. Certes, nous avions lu ça dans les livres scolaires, mais le ressentir soi-même, dans son propre corps, c’est tout autre chose. Il faisait un de ces froids comme on ne les connaît pas dans les Indes, mais moins épouvantable que prévu car nous étions vêtus chaudement. La glace était d’un noir profond et lisse comme un miroir et les jeunes gens nous dépassaient en filant comme une flèche.

 

 

HUIZEN VAN VERZET

In het kader van het jaarlijkse evenement Huizen van Verzet vertelden Herman Keppy en Iwan Faiman op 4 mei voor het eerst over het verzet tegen de nazi’s door Indonesiërs die tijdens de oorlog in Nederland verbleven.

 

Plaats van handeling was een volgepakte Van Eeghenlaan 11 in Amsterdam. Tijdens de oorlog hield de (Molukse) tante Marie Reawaruw hier een pension waar de Javanen Slamat Faiman en Irawan Soejono enige tijd ondergedoken hebben gezeten.

 

Faiman hield zich onder meer bezig met het vervoeren van Joodse kinderen naar de Veluwe en het bezorgen van valse identiteitspapieren aan onderduikers. Soejono werd later, in 1945, in Leiden doodgeschoten toen hij onderweg was met een juist gerepareerde stencilmachine voor de illegale pers.


Huizen van Verzet, Amsterdam, 4 mei 2014.

 

 

DE GROTE SURABAYA SHOW

Ondanks de kou stond er vooraf een lange rij wachtenden en was de tent tijdens de Grote Surabaya Show mudjevol. Herman Keppy en Patrick Wouters presenteerden hun show op zaterdag 25 mei 2013 in het Bibit-Theater tijdens de 55e Tong Tong Fair.

 

Gefascineerd door de stad van hun familie, brachten zij verschillende aspecten van de stad Surabaya voor het voetlicht: de architectuur, Surabaya in tijden van oorlog en bersiap, literatuur, muziek en sport. Met medewerking van Frans Leidelmeijer, Ellen Simon, Peter Van Dongen, Mar-Lin Schut, Huib Akihary en Jan A. Somers. De Facebookpagina van De Grote Surabaya Show is nog steeds in de lucht.

 

Grote Surabaya Show, TTF 2013, foto: George Dankmeyer

 

EENS MARINIER...

Mijn vader (geheel rechts op de foto) had me gevraagd of ik pas na zijn dood over de mariniers in Indië wilde schrijven. Hij is inmiddels twee jaar geleden overleden. In maandblad Moesson verhaal ik erover, samen met schrijver Alfred Birney. Zijn vader was net als die van mij eens marinier, en helaas, altijd marinier. Een stukje uit ons artikel:

 

Herman Keppy: 'Denk jij nog steeds dat hij niet heeft meegedaan aan martelingen? Ik heb er mijn vader rechtstreeks naar gevraagd: “Papa, heeft u wel eens mensen moeten martelen?” En zijn antwoord was: “Als ik nee zeg, dan lieg ik.”'

 

Alfred Birney: ‘Mijn vader is zelf gemarteld door de Japanners. Daar heeft hij over geschreven en ja, hij heeft geschoten met dat geweer van hem. Maar of hij zelf mensen heeft gemarteld... het zou kunnen. Want als ik van school thuiskwam of als er thuis iets was gebeurd, dan ondervroeg hij me. En… hij geloofde me nooit. Hij vroeg bijvoorbeeld: “Waar ben je geweest?” Dan antwoordde ik: “Ik ben daar en daar geweest.” “Je liegt!” “Waar is die pen gebleven die ik jou heb gegeven?” “Die had ik in het kastje gelegd.” “Je liegt!” Op elk antwoord was het altijd: “Je liegt!” En dan schopte hij me het huis door. Als ik daaraan denk, dan moét hij wel mensen hebben ondervraagd. “Waar zitten die en die?” En op elk antwoord van de gevangene kwam dan natuurlijk: “Je liegt!” En dan trappen en slaan. Zo bekeken moet hij het wel hebben gedaan. Maar ik hoop van niet.'

 

In Indisch maandblad Moesson, maart 2013

 

 

150 jAAR BRONBEEK

Op 19 februari 1863 opende het Koloniaal Militair Invalidenhuis in Arnhem haar deuren. Daar mag bij worden stilgestaan. Herman Keppy doet het op javapost.nl aan de hand van historische tekstfragmenten die niemand meer leest. Ze hebben betrekking op de voormalige bewoners en hun Indisch verleden.

 

Een anoniem officier in De Prins van december 1909: 'Op Atjeh worden gewoonlijk dwangarbeiders gebezigd, omdat de Atjehesche bevolking zichzelf daartoe niet leent, terwijl Chineesche koelies duur en moeielijk te verkrijgen zijn en bovendien nog een ingeankerd vooroordeel hebben om op zich te laten schieten. Zonder nu te willen beweren dat dit laatste proces een aangename gewaarwording teweegbrengt bij de dwangarbeiders, gedragen zij zich er althans phlegmatieker onder, of liever gezegd, mopperen en verzetten zij zich niet zoo, tot welk laatste besluit zij wel langs empirischen weg gekomen zullen zijn.'

 

Javapost.nl, 10 februari 2013

 

 

VLUCHT NAAR JAVA

Daags na de slachting in de Javazee (27 februari1942) vindt in Straat Soenda een echte slag plaats. Daarbij worden de USS Houston en HMAS Perth tot zinken gebracht. Dat lot treft ook de HrMs Evertsen die aanvankelijk om het strijdtoneel heen is gevaren. Opvarende Augustinus Stücken (1907-1991) overleefde het. Voor kleindochter Solita schreef hij zijn herinneringen op.

 

"Het bootje met Kordelaar vertrok het eerst, maar een 200 meter van het strand af, begonnen de roeiers te schreeuwen en roeiden als gekken terug. De prauw vertoonde overal scheurtjes in het hout, omdat ze al die tijd in de brandende zon had gelegen en tot overmaat van ramp sloeg een golf over de boot heen. En de zieke Kordelaar had zeker heel wat water binnen gekregen. Al rochelend brachten we hem in de tent en stookten een vuurtje om hem op te warmen en zijn kleren te drogen. Gedurende de nacht stierf Kordelaar en een paar kampongmensen begroeven hem de volgende dag.' (...)
Na het eten viel Eleveld plotseling om en we dachten, dat hij van vermoeidheid in slaap was gevallen. Al heel vroeg in de ochtend vertrok de boot en het viel ons op, dat Eleveld zo stil was en bij nader onderzoek bleek dat hij niet meer ademde. Zo stierf het tweede slachtoffer en wij hebben hem een zeemansgraf moeten geven."

 

Uit: 'Augustinus Stücken overleefde de Slag in de Straat Soenda', in Moesson oktober 2012


HOTEL SLOTANIA

Hotel Slotania is een project van Herman Keppy gewijd aan de rock 'n roll in Amsterdam, een Indische aangelegenheid. Eind jaren vijftig, begin jaren zestig van de vorige eeuw speelden de eerste rockbandjes ieder weekend in de Amsterdamse uitgaanscentra. Op de Zeedijk bijvoorbeeld. En vooral in Hotel Slotania waar regelmatig dansfeesten werden gehouden.


De rockers van weleer kwamen in 2012 na al die jaren weer samen op het Tong Tong Frestival in Den Haag en in Pakhuis de Zwijger in Amsterdam. Voor Moesson en Ons Amsterdam schreef Herman Keppy artikelen over hen.

 

Mooi toch, Indo's en Ambonezen september 2012 gebroederlijk op de cover van Ons Amsterdam? De foto is uit 1958 en we zien The Rocking Strings bestaande uit v.l.n.r. Paul Pattinama (drums), Bob Oosterzee (basgitaar, achter), Ed Wannee (zang), Leo de Groot (slaggitaar) en Jonky Pelupessy (sologitaar).
 

 

THE CANDY KIDS

Raymond Berghahn moet nog twaalf worden als hij met zijn iets oudere broertje Reggy in 1962 tien singletjes opneemt. De rockscene in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam wordt gedomineerd door Indische bands. De Tielman Brothers spelen op de toppen van hun kunnen in Duitsland. 'Paradiso' van Anneke Grönloh, dat jaar uitgebracht, haalt de platinastatus en The Blue Diamonds zijn wereldwijd een begrip met 'Ramona'. Ook Sandra Reemer neemt in 1962 haar allereerste plaatje op.

 

"Mijn ouders waren trots op ons. Mijn moeder maakte de kleding, je weet wel, glimmende jasjes en zo. Mijn vader was onze manager. Toen we in 1962 die shows in Duitsland deden op televisie, kregen we voor één liedje zingen 2.000 Mark. Dat was veel geld en werd contant uitbetaald. Dan staken die twee kleine jongetjes dat geld in hun zak en vlogen terug naar Nederland. Wat ook mooi was, was dat als we een plaatje hadden gemaakt (in 1961 één, in 1962 tien en in 1963 één - HK) en die was geperst en uitgebracht, dan gingen we echt naar de platenzaak om te kijken of-ier er al lag. Zo leuk. Vraag me niet hoeveel platen we hebben verkocht. Kennelijk werden ze ook gepromoot in het buitenland, want op een gegeven moment hadden we fanclub in Hong Kong. We hebben zelfs een rolletje gehad in een muziekfilm in Oostenrijk met Rocco Granata in de hoofdrol. We zingen in een scène die zich afspeelt in een bus die door de bergen rijdt.

 

Uit Raymond Berghahn, de jongste van The Candy Kids, Moesson, juni 2012

 

 

VAN GOED KARAKTER EN GOED GEDRAG

Het blijft een vreemd fenomeen dat een falend admiraal straten en pleinen naar zich vernoemd krijgt, waar een humane, echte held uit de (Indische) burgermaatschappij niet eens wordt overwogen. Wie de admiraal is, mag u zelf invullen, de held is dokter Hermanus Frederik Roll, in leven bekend als directeur van de School Tot Opleiding Van Indische Artsen (STOVIA) in Weltevreden.

 

"Vader Roll," schrijft dr. Jacob Samallo in 1926, "placht altijd te zeggen: 'Een geneesheer moet een goed karakter bezitten en van goed gedrag zijn.' Waart ge toen leugenachtig of diefachtig, dan werd ge ook subiet eruit geknikkerd. (...) In dien tijd was er sprake van, dat onze opleiding niet zoo zwaar zou worden gemaakt. De Regeering wilde van ons dorps of dessa-doktoren maken, opdat dan elk jaar meer medische hulpkrachten konden worden geleverd. Maar daarover was Vader Roll niet best te spreken. (...) Gelukkig voor de inrichting en voor ons Volk, dat Vader Roll zijn zin wist door te drijven; dat niet alleen, maar het studiepeil werd zelfs verhoogd (....)
Ik breng hier een eer-saluut aan onzen hoogeachten Directeur Roll die met die daad het bewijs heeft geleverd van zijn liefde voor Indië en de Indiërs."

 

Volledige artikel gepost op 9 februari 2012 op de website javapost.nl

 

 

ANDY TIELMAN 1936-2011

Op die middag tijdens een pasar malam stond ik opeens aan de grond genageld. Was het hem echt? Ja, daar slenterde hij, gewoon tussen het publiek.
De man die in 1958 het allereerste ‘Nederlandse’ rock ’n roll plaatje opnam en in dezelfde tijd met zijn Tielman Brothers een onnavolgbare show op het podium neerzette. Indische, Molukse en de betere Hollandse musici spreken zijn naam uit met ontzag: Andy Tielman. Legendarisch virtuoos gitarist en showman.
Hij ging door de knieën om zijn dochtertje in de kinderwagen iets toe te stoppen. Nog voordat hij weer opstond, draaide hij zich half om, keek mij glimlachend aan en stak zijn hand op: hé! De rest van de dag heb ik alleen maar kunnen denken: man, ik heb Andy Tielman gezien en hij zei me gedag!

 

Voor deze website, 10 november 2011


dr. Abdulrachman Saleh

 

ABDULRACHMAN SALEH

De buste van dr. Abdulrachman Saleh verdween mysterieus van zijn sokkel voor de medische faculteit van de Universitas Indonesia. Saleh (1909-1947) was niet alleen een medisch pionier, maar streed tegen de Hollandse overheerser, vooral via de radio. Een geliefde held derhalve, die werkelijk wordt gekoesterd door docenten en studenten die de faculteit dagelijks frequenteren. Het beeld stond voor de ingang van het hoofdgebouw, op de omheinde parkeerplaats aan immer drukke verkeersader Salemba. Stond, want op zaterdag 13 februari was de misschien wel 100 kg wegende buste van de een op de andere dag in rook opgegaan. Niemand had iets gezien.


Gelukkig kwam de politie met een geruststellende verklaring. Het had van vrijdag op zaterdag hard geregend. Kennelijk zo hard, dat het beeld in een woeste banjir was omgevallen. Een voorbijganger had de held zo onconventioneel zien liggen en zich erover ontfermd. Die voorbijganger zou zich vast snel melden. Toen dat na een paar dagen niet gebeurde, werden getuigen van de diefstal opgeroepen zich te melden. Echter, helemaal niemand is komen opdagen. De sokkel op Salemba blijft akelig leeg. Laatste nieuws is dat het faculteitsbestuur overweegt om een nieuwe buste te gieten.

 

Uit: Beeldenstorm in Jakarta, Moesson, maart 2010

 

 

 

AARDAPPELEN SCHILLEN

Wouter Muller (1947) was in 1974 de eerste opbouwwerker in Twente, tegenwoordig werkt hij bij Scala, een algemene welzijnsorganisatie in Hengelo. Muller is ook een populair musicus in Indische kringen. Hij dichtte de regels:

 

Ze hadden zoveel te vertellen
maar werden nauwelijks gehoord
de mensen van de eerste generatie
En ze hebben toen hun verhalen
maar in stilte gesmoord
Dus wie weet daarom nog iets
van hun frustratie
van hun woede, van hun pijn
om hier een vreemdeling te zijn
zonder aanzien, zonder recht
Er is nog zoveel
nog zoveel niet gezegd

 

Muller licht toe: "Verreweg de meeste Indische Nederlanders van de eerste generatie zijn erg teleurgesteld over zoals zij werden ontvangen en bejegend.


Neem mijn vader en ooms. Door heel hard werken hadden zij in Indië redelijke posities bereikt, in de burgermaatschappij, bij de overheid of in het leger. Zij waren alles al kwijtgeraakt en nu werd ook nog eens hun staat van dienst van tafel geveegd. Een oom van mij was bedrijfsleider bij de Shell op Sumatra met 120 man onder zich. Hij werd dank zij een goed woordje van iemand anders assistent-portier bij de Shell in Den Haag, in zo'n hokje bij de poort. Dat is een exemplarisch voorbeeld van wat de eerste generatie is overkomen. Drijfveer was: we houden elkaar vast en we zorgen voor een goede toekomst voor onze kinderen, zonder ze te belasten met ons verdriet om Indië en de oorlog."

 

Uit: Zorgbehoefte Indische Nederlanders neemt toe, Zorg+Welzijn, juni 2009

 

 

Duinoord en Statenkwartier

 

SAMBALS VOOR SWEELINCK

“Och, noodlot…” zei Aremberg, “hier in Duinoord en Statenkwartier woont toch heel het oude Indië bij elkaar… Het is een klein ‘oud-Indië’ geworden.” Aan het woord is de hoofdpersoon uit de detective Sambals voor Sweelinck (1962). Herman Keppy stapt 47 jaar na dato in de schoenen van commissaris Aremberg en ontdekt twee sindsdien nauwelijks veranderde Haagse wijken, al lijkt de Indische ziel tanende.


'Commissaris Aremberg woont in de Viviënstraat.'


Rick van den Broeke (Amsterdam, 1948) woonde met zijn ouders tussen 1949 en 1974 echt in de Viviënstraat. 'Ik kom nog regelmatig in het Statenkwartier, vanuit Alkmaar, waar ik nu woon. De sfeer is er nog vrijwel hetzelfde als vroeger, al staan er meer auto’s dan toen. De dames met hun boodschappenkarretjes, de typische ambtenarengezinnen, bekende kunstenaars of politici én de Indische families, het is een soort gado-gado van al die verschillende ‘bloedgroepen’. Heel leuk en heel kleurrijk!'

 

Uit: Sambals voor Sweelinck, Moesson, maart 2009

 

Rawagede Java

 

RAWAGEDE,JAVA

Angst om de centen is wellicht de werkelijke reden achter het maar niet volmondig toe willen geven dat er in en rond de tijd van de Politionele Acties mensenrechten zijn geschonden door Nederlandse militairen, onder goedkeurend toezien van de Nederlandse autoriteiten.
Natuurlijk, aan Indonesische zijde, en daarvoor aan de kant van de Japanners is Nederlandse militairen en burgers in Indië ook enorm leed aangedaan. Maar dat doet niets af aan het feit dat de moordpartij in Rawagade op 12 december 1947 werkelijk heeft plaatsgevonden, al vinden scholieren het niet terug in hun geschiedenisboeken.

 

Uit: Om de kosten hoeft de Kamer het niet te laten, De Volkskrant, 9 oktober 2008

 

 

TAHUN KEBANGKITAN DI AMSTERDAM

Ter gelegenheid van de viering van de 100ste verjaardag van Hari Kebangkitan (Dag van het Nationaal Ontwaken, 19 mei 1908)) gaf Herman Keppy op 22 mei 2008 een lezing in Jakarta. Dat gebeurde in het gebouw van de voormalige School Tot Opleiding Van Indische Artsen (STOVIA), tegenwoordig Museum Kebangkitan Nasional. Onder volgt een gedeelte van zijn lezing in het Indonesisch, gevolg door de Nederlandse vertaling.

 

Hanya, ada satu tempat di mana bangkitnya kesadaran bangsa Indonesia mendapat bentuknya: di sini di Jakarta, dulu Batavia, Weltevreden; yang pada saat itu satu-satunya sekolah untuk para intelektual Indonesia, yaitu School Tot Opleiding Van Indische Artsen (Stovia) (Sekolah Pendidikan Dokter Indonesia). Hanya di sinilah sarangnya di mana nasionalisme Indonesia bisa bangkit, karena orang Jawa, Sunda, Batak, Manado, Ambon dan lainnya bisa bertumbuh menjadi besar sebagai kakak-adik.
Di Sekolah Dokter Djawa banyak inisiatip yang diambil yang pada akhirnya menghasilkan kemerdekaan Indonesia yang tak dapat dihindarkan. Hanya ada satu detik untuk Kebangkitan Nasional. Hal ini berawal pada tahun 1908, tanggal 20 Mai waktu Boedi Oetomo didirikan oleh dr.Soetomo, yang setahun sebelumnya telah meramalkan:

 

“Orang pribumi menurut banyak orang di antara orang putih, adalah: bodoh, malas, lamban, luar biasa sembrono, tidak dapat di percaya, munafik, bercenderung untuk mencuri, merendahkan diri, tidak setia, kotor dan tidak terpelihara, dan sebaiganya.
Tetapi dari pendapat orang Belanda yang semata-mata negatif dan mencemarkan, ini kelak akan berkecambah benih, dari mana akan berkembang kekuatan nasionalis yang besar dan yang diperlukan untuk melepaskan diri dari penjajahan Belanda."


Benih ini berkecambah pada tahun 1908, di Jakarta, tetapi pada waktu yang sama juga di Amsterdam, Nederland. Pada tahun yang sama waktu Boedi Oetomo didirikan di Indonesia, di Nederland lahir Perhimpoenan Indonesia. Sekali lagi pemuda-pemuda dari Sekolah Dokter Djawa yang sekarang belajar di Amsterdam, yang juga turut serta.

Er is maar een plaats waar het Indonesisch bewustzijn vorm kreeg: hier in Jakarta, vroeger Batavia, Weltevreden; op de toen enige school voor Indonesische intellectuelen, de School Tot Opleiding Van Indische Artsen (STOVIA). Alleen hier was de broedplaats waar het Indonesisch nationalisme kon ontwaken, omdat Orang Jawa, Sunda, Batak, Manado, Ambon en anderen er samen opgroeiden als broers.
Op de Sekolah Dokter Jawa zijn veel initiatieven ontplooid die uiteindelijk hebben geleid tot de onvermijdelijke onafhankelijkheid van Indonesia. Er is maar één tijdstip voor het Nationaal Ontwaken. Het begon in 1908 op 20 mei toen Boedi Oetomo werd opgericht door dr. Soetomo, die een jaar eerder had voorspeld:

 

“De inlander is volgens velen onder de blanken: dom, lui, vadsig, verregaand zorgeloos, onbetrouwbaar, huichelachtig, diefachtig, onderdanig en gluiperig, vuil, onverzorgd enzovoorts. Maar uit dit uitsluitend negatieve en denigrerend oordeel van de Hollanders zal eens het zaad ontkiemen, waaruit zich de grote nationalistische kracht zal ontwikkelen, die nodig is om zich van de Nederlandse overheersing te ontdoen.”


Het zaad ontkiemde in 1908 in Batava, maar tegelijkertijd ook in Amsterdam, Nederland. Hetzelfde jaar waarin Boedi Oetomo werd opgericht in Indonesia, werd in Nederland Perhimpunan Indonesia geboren. Het waren weer de jongens van de sekolah dokter Jawa die nu in Amsterdam studeerden, die erbij waren.

 

De Zeven Provinciën

 

DE MUITERIJ OP DE ZEVEN PROVINCIËN

De voormalig directeur van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD), dr. J.C.H. Blom, publiceerde het bekendste onderzoek naar de gebeurtenissen van 1933: De muiterij op de Zeven Provinciën, reacties en gevolgen in Nederland. Over het waarom blijft hij kort

 

‘Deze lag bij de salariskorting en de wijze waarop deze werd bekend gemaakt.’ En zonder het bewijs ervoor te leveren schrijft hij over de hoofdleider, die omkwam bij het bombardement: ‘Van Paradja was bekend, dat hij contacten had onderhouden en waarschijnlijk nog onderhield, met nationalistische groeperingen. Paradja was nogal extremistisch en fanatiek en had veel invloed in de groep der inlanders.’

 

Vreemd, Paradja’s eigen commandant, kapitein luitenant ter zee P. Eikeboom getuigt voor het Hoog Militair Gerechtshof in Den Haag op 22 februari 1934: ‘Paradja was een voorbeeld van een uitstekend zogenaamd zakendoend militair en uit twintig man gekozen voor opleiding tot constabel.’ Wie was deze hoofdmuiteling Paradja en wat bracht hem tot zijn daad?

 

Lambertus Latuheru werpt licht op de zaak. ‘Paradja was een Timorees en samen met de Molukker Sapija en de Menadonees Kawilarang bestuurslid van onze vakbond.’ (de Christelijke Inlandsche Matrozenbond die ongeveer 325 leden telde – HK). Voorafgaand aan de muiterij demonstreren Nederlandse matrozen eind 1932 in Soerabaja tegen de derde salariskorting binnen het jaar. Handelend naar het principe ‘verdeel en heers’ en omdat aan boord de strafmaat hoger is, laat de marineleiding daarop het eskader uitvaren, maar het blijft onrustig. Op 30 januari 1933 wanneer de vloot opnieuw moet vertrekken, wordt er massaal dienst geweigerd. Vlak daarvoor was bekendgemaakt dat de korting van 7 procent wordt teruggedraaid naar 4 procent. Echter, de inlandse schepelingen, die ongeveer een derde van het salaris van hun Hollandse collega’s verdienen, worden wel voor de volle 7 procent gekort. Op 3 februari weigeren daarom ongeveer 450 Indonesiërs in Soerabaja dienst, in navolging van de Hollandse matrozen. Zij worden echter anders behandeld als hun Nederlandse collega’s, want ze worden allemaal gevangengezet op het eiland Madura, samen met zo’n zeventig dienstweigeraars van elders.

 

Meer dan een vijfde van de totale groep inlandse schepelingen zit vast – 2500 Indonesiërs en 2100 Nederlanders dienen op dat moment bij de de KM in Indië. Dit gegeven, naast het volharden in de 7 procent korting voor de Indonesiërs is wat vakbondsbestuurder Paradja dwarszit, ver in de wateren bij Sumatra op De Zeven Provinciën. In een geheime vergadering met al even verontwaardigde collega’s besluit hij om het schip te kapen en terug naar Soerabaja te varen om de commandant ertoe te bewegen zijn kameraden, waaronder leden van zijn vakbond, vrij te laten.

 

 

Uit: De muiters waren niet slecht, Marinjo, 2006

 

 

 

OOM BERT SIMON

“In de Bersiaptijd ging het hard tegen hard en vraag me niet wie eerder is begonnen, het is het kip of het ei verhaal. Wij dachten aanvankelijk helemaal niet aan kemerdekaan, we dachten dat die jongeren rampokkers waren. Er zaten ook zeker criminelen tussen en er werden vetes uitgevochten. Zo vormde bijvoorbeeld de hegemonie in Senen de inzet van strijd tussen Nono Tanasale en Bastaman. De laatste was een Padanger. Senen en Kramat waren Padanggetint. Eerst moest Nono vluchten, maar hij is teruggekomen en hij heeft Bastaman gepakt. Maar later moest Nono voor zijn veiligheid naar Nederland gaan.

 

Omdat de Engelsen het lieten afweten, kwamen de Ambonezen in actie, zij waren de baas in Jakarta. Eerst kwamen de ooms van Infanterie 1 die vanuit Australië in de Pacific hadden gevochten en in Balikpapan en Tarakan waren geland. Stap voor stap gingen ze Jakarta schoonmaken, samen met het Prins Bernhard Bataljon uit Singapore dat ook net was aangekomen. Het was een vreselijke tijd. In de kali Ciliwong, daar dreven de lijken in.

 

Op een dag kwamen een aantal gevluchte Chinezen binnen met kapwonden. Rampok, verkrachtingen en moord op Chinezen in Tanggerang door zogenaamde pemuda’s. Die ooms van Infanterie 1, aangevuld met jonge jongens zijn op trucks ernaartoe gegaan. Nou, die hebben behoorlijk huisgehouden. Een peloton is achtergebleven en die hebben de jonge Chinezen bewapend om zich te kunnen verdedigen. En die hebben ook weer flink huisgehouden. Het is moeilijk om te zeggen: die is fout en die is goed, we zijn allemaal een beetje vreemd geweest in die tijd. Maar zeg nou zelf, stel je broer is vermoord en je ontmoet een pelopor, die ga je toch niet aaien?”

 

Uit: Sepanjang jalan kenangan, Marinjo, december 2005

 

 

 

VAREN IN INDIË

In 2004 heeft Keppy samengewerkt met conservatrice Andrea Kieskamp aan de succesvolle tentoonstelling ‘Varen in Indië’ die in het Maritiem Museum in Rotterdam werd getoond. Zijn inbreng bestond onder meer uit het toevoegen van het levensverhaal van marineman Lambertus Latuheru aan het onderdeel over marinehaven Oedjoeng – naast foto’s van Latuheru was een maquette van de haven te zien.

 

De samenwerking zou in 2007 worden hervat met de tentoonstelling ‘Varen naar Mekka’, ook in het Maritiem Museum. Naast algemeen advies bracht Herman ook het verhaal in over de reis naar Mekka door dr. W.K. Tehupeiory in 1919.
 

 

voc


SWART BLADSIJE

 

Vraag: Is Nederland in staat om met 'n selfondersoekende blik na die VOC te kyk nadat die magtige ekonomiese reus die pylers vir die Goue Eeu gelê het 'n tydperk wat tot 'n seldsame hoogtepunt op die kunsgebied gelei het?
Die antwoord is ``nee''.


Eerstens toon die feit dat 'n Brit Simon Schama die standaardwerk oor die Goue Eeu geskryf het aan hoe bang Nederlandse historici was (of is) om hul vingers te verbrand. Begryplik miskien, want die betragting van jou eie geskiedenis vind noodwendig deur 'n gekleurde bril plaas. Ten tweede moet Nederland voortdurend rekening hou met die nasate van diegene wat aan die koloniale bewind onderworpe was, iets wat die land lank nie altyd doen nie.
Laasgenoemde blyk nou weer. Nie net sal 'n groep Molukkers in Nederland 'n kongres hou wat die skadukante van die VOC belig nie. Nou het selfs Indonesië aangekondig dat hy nie aan die jubileumviering van die VOC sal deelneem nie. Dr. T. Andi Lolo, kulturele attaché van die Indonesiese ambassade in Den Haag, stel dit so: ``Gesien die geskiedenis, raak die VOC 'n gevoelige punt by die regering en die volk van Indonesië. Daarom sal die volk en die regering nie aan die feesviering deelneem nie.''

 

Herman Keppy, vryskutjoernalis van Molukse afkoms, hekel die gejuig in die kringe van politici en sakelui oor die VOC. In Nederland word gepraat oor die VOC-tyd as 'n wit boek met 'n paar swart bladsye, sê hy in 'n onderhoud met Het Parool, maar baie mense in Asië beskou dit as 'n swart boek met wit bladsye.
Die Molukse gemeenskap in Nederland het 'n ingewikkelde maar belangrike geskiedenis in die postkoloniale diskoers. In 1950, 'n paar jaar nadat Nederland aan Indonesië soewereiniteit oorgedra het, het die Molukkers 'n deelstaat van die nuwe republiek tot 'n eie, onafhanklike republiek uitgeroep. Dié afskeiding is egter met militêre mag onderdruk. Baie Molukkers het as bannelinge na Nederland gevlug, van waar hulle hulle vandag nog vir die herstel van hul republiek beywer.

 

Keppy sê die onbekende geskiedenisse van die oorspronlike bewoners van die kolonies sal op die kongres belig word. Soos die kroniek van 'n plantersfamilie wat op die eiland Banda beland het nadat dit in 1609 onder aanvoering van Jan Pieterszoon Coen ontvolk is. Keppy sê duisende mense is vermoor of het op die vlug geslaan. Daarna was die weg oop vir die Nederlandse planters en hul slawe om vir die VOC kruie en speserye te verbou.
Die joernalis maak 'n belangrike stelling Nederlanders hoef hulle nie noodwendig vir die VOC-geskiedenis te skaam nie. Dit was immers 'n ander tydperk met ander norme en waardes.
Sulke genuanseerde invalshoeke het jare lank ontbreek in die gevestigde Nederlandse blik op sy goue geskiedenis.

Gawie Keyser in ´VOC-geskiedenis vol swart bladsije´ in de Zuidafrikaanse krant Die Burger, 23 maart 2002

 


ZWARTE BLADZIJDE

“De VOC maakte 'handig' gebruik van de aloude verdeeldheid in de Molukken. Met de hulp van dorpshoofden werden gewone Molukkers verplicht deel te nemen aan acties van de VOC tegen opstandige eilanden. Of eigenlijk, tegen eilanden die buiten de VOC om nog specerijen zoals kruidnagels of nootmuskaat durfden te verbouwen. Er was de VOC alles aangelegen elke concurrentie uit te schakelen. Voor hun hulp werden de dorpshoofden beloond.”

 

Het stoort Keppy, en niet alleen hij, dat deze zwarte bladzijde uit de VOC-geschiedenis bijna nergens is terug te vinden. “Tijdens geschiedenislessen hoor je daar toch nooit iets over. Veel Molukkers weten het niet eens, maar daar komt snel verandering in. Het idee dat de Molukkers door de eeuwen trouw zijn geweest, zoals vaak wordt voorgesteld, is gewoon een mythe. Na de Tweede Wereldoorlog is er op Ambon een monument opgericht met die tekst. Iemand heeft er later de 't' vanaf gehaald, waardoor de tekst veranderde in 'door de eeuwen rouw'. Dat benadert de werkelijkheid beter.”

 

Interview Herman Keppy in de Provinciaal Zeeuwsche Courant, 19 maart 2002